Het is 18 januari 1963. In een ijzingwekkende temperatuur van bijna -18 staan de 25-jarige Jacob Reen uit Sneek en zijn twee vrienden in Leeuwarden klaar voor een flinke uitdaging. Op de koudste dag uit de Nederlandse geschiedenis starten ze in het ijzige donker aan de Elfstedentocht.
Op die ochtend vertrekken bijna tienduizend schaatsers om de Elfstedentocht te verrijden. Ondanks de slechte weersvoorspellingen staan er drieduizend meer schaatsers op het ijs dan de tocht ervoor, in 1956. Onderweg wachten stuifsneeuw, sneeuwduinen, een ijzige oostenwind, scheurend en hobbelend ijs. Bij de EHBO-posten kunnen ze de drukte al snel bijna niet meer aan door schaatsers met snijwonden van valpartijen, bevroren ogen, oren, tenen of andere ledematen. Van de bijna 9.300 toerschaatsers houden er aan het eind van de dag 69 het Elfstedenkruisje in handen.
Eén van de 69 finishers
Jacob Reen, tegenwoordig 85 jaar oud en woonachtig in woonzorgcentrum Nij Stapert in Wommels, is één van die 69 schaatsers. Hij kwam als tiende toerschaatser over de finish bij de Groote Wielen. Zijn vrienden volgden als elfde en dertiende. Op de achterkant van zijn Elfstedenkruisje staat het nog duidelijk: 18-1-1963. Aan de wand van zijn appartement hangt een foto: Jacob met zijn vrienden op het ijs.
"Als er ijs lag, stond je op het ijs"
Reen vertelt nuchter: ‘Waarom ik aan de tocht begon? Nou, daar was eigenlijk geen twijfel over mogelijk. Als er ijs lag, stond je op het ijs.” In 1956 schaatste hij de tocht als negentienjarige jongen voor het eerst. “Machtig vond ik dat. De sfeer, de blijdschap”, vertelt Reen. “Ik vond die tocht zo mooi, dat ze me dit keer niet thuis hadden kunnen houden.” Ervaring voor de Elfstedentocht deed de schilder op na het werk. “Als het kon, ging ik ’s avonds na het werk de ijsbaan op. En zo trainde ik wat voor de Elfstedentocht. Daarnaast schaatsten we zelf natuurlijk ook tochten en schaatsten we bijvoorbeeld ook de Elfmerentochten.”
"Je wist dat het zwaar zou worden"
De slechte weersvoorspellingen weerhielden Reen en zijn maten er niet van om te starten. “Welnee, daar peinsde je niet over. Je ging gewoon. Ja, het was zwaar, maar je wist van tevoren dat het zwaar zou worden. We deden een paar kranten voor onze borst tegen de kou.” De mannen waren in goede conditie door het vele schaatsen én voetballen bij de voetbalvereniging in Sneek. De drie kwamen allen ongedeerd over de finish. Hoewel het geheugen van Reen hem af en toe in de steek laat, weet hij sommige details van de tocht in ‘63 nog prima voor de geest te halen. Hoeveel schaatsers er van het ijs werden gehaald, hoeveel schaatsers hij uitgeput en gewond zag stoppen. De overvolle EHBO-posten, de opzwepende bevolking langs de kant. “De klappende, juichende en meelevende mensen langs de route gaf natuurlijk een enorme steun”. Welke van zijn familieleden er langs de kant stond, weet Reen zich niet precies voor de geest te halen. Zijn moeder overleed toen hij 3 was. Zijn vader en zusje zullen er ongetwijfeld hebben gestaan.
Herinneringen
In de jaren ’60 werden Reen en zijn vrienden samen met de 66 andere schaatsers die de finish behaalden, geïnterviewd over de tocht. Het boek ligt op tafel in zijn appartement. Omdat het geheugen van Reen hem af en toe in de steek laat, helpt het boek bij het ophalen van herinneringen. Krabbend achter zijn oren komen er af en toe details naar boven. Zoals de wedstrijdrijder die hen op het Slotermeer had gevraagd of ze zijn rugnummer eraf wilde halen: het zag er ook zo stom uit als de bevolking een snelle wedstrijdrijder tussen de langzamere toerrijders zou zien. Of de tientallen kledingstukken die er vlak na IJlst, toen het licht werd, op het ijs waren te zien: mutsen, wanten, zakdoeken. Hoe een wedstrijdschaatser bij Woudsend had gevraagd hoe ver het nog was naar Bartlehiem – en hij meende het ook nog.
Als tiende over de finish
“Op het einde, vlak na Dokkum, kwam een motorrijder voor ons rijden. Hierdoor konden we steeds op tijd de sneeuwbanken zien en ze op tijd ontwijken. Tot aan Bartlehiem heeft hij voor ons gereden.” Uiteindelijk rijdt het drietal achter elkaar over de finish en behoren ze ook nog eens tot de eerste 15 finishers. Het gevoel van aankomst? “Fantastisch.” Jaren later, op zijn 48e, schaatst Reen zijn laatste tocht in 1986. Een mooie ervaring, maar niet zo indrukwekkend als die van 1963.
“Eén groot theaterstuk”
Onlangs keken de bewoners van Nij Stapert met elkaar de film ‘de Hel van ‘63’, af en toe voorzien van commentaar van Reen. Over de film kan Reen duidelijk zijn: “Een groot theaterstuk. In het echt ging het heel anders. En bovendien: zó’n hel was het ook weer niet”, aldus de nuchtere 85-jarige.
De drie Elfstedenkruisjes, de foto van Reen en zijn vrienden en het boek zijn de belangrijkste tastbare herinneringen aan een behoorlijke prestatie – juist nu het geheugen van Reen hem zo nu en dan in de steek laat.
Het is 18 januari 1963. In een ijzingwekkende temperatuur van bijna -18 staan de 25-jarige Jacob Reen uit Sneek en zijn twee vrienden in Leeuwarden klaar voor een flinke uitdaging. Op de koudste dag uit de Nederlandse geschiedenis starten ze in het ijzige donker aan de Elfstedentocht.
Op die ochtend vertrekken bijna tienduizend schaatsers om de Elfstedentocht te verrijden. Ondanks de slechte weersvoorspellingen staan er drieduizend meer schaatsers op het ijs dan de tocht ervoor, in 1956. Onderweg wachten stuifsneeuw, sneeuwduinen, een ijzige oostenwind, scheurend en hobbelend ijs. Bij de EHBO-posten kunnen ze de drukte al snel bijna niet meer aan door schaatsers met snijwonden van valpartijen, bevroren ogen, oren, tenen of andere ledematen. Van de bijna 9.300 toerschaatsers houden er aan het eind van de dag 69 het Elfstedenkruisje in handen.
Eén van de 69 finishers
Jacob Reen, tegenwoordig 85 jaar oud en woonachtig in woonzorgcentrum Nij Stapert in Wommels, is één van die 69 schaatsers. Hij kwam als tiende toerschaatser over de finish bij de Groote Wielen. Zijn vrienden volgden als elfde en dertiende. Op de achterkant van zijn Elfstedenkruisje staat het nog duidelijk: 18-1-1963. Aan de wand van zijn appartement hangt een foto: Jacob met zijn vrienden op het ijs.
"Als er ijs lag, stond je op het ijs"
Reen vertelt nuchter: ‘Waarom ik aan de tocht begon? Nou, daar was eigenlijk geen twijfel over mogelijk. Als er ijs lag, stond je op het ijs.” In 1956 schaatste hij de tocht als negentienjarige jongen voor het eerst. “Machtig vond ik dat. De sfeer, de blijdschap”, vertelt Reen. “Ik vond die tocht zo mooi, dat ze me dit keer niet thuis hadden kunnen houden.” Ervaring voor de Elfstedentocht deed de schilder op na het werk. “Als het kon, ging ik ’s avonds na het werk de ijsbaan op. En zo trainde ik wat voor de Elfstedentocht. Daarnaast schaatsten we zelf natuurlijk ook tochten en schaatsten we bijvoorbeeld ook de Elfmerentochten.”
"Je wist dat het zwaar zou worden"
De slechte weersvoorspellingen weerhielden Reen en zijn maten er niet van om te starten. “Welnee, daar peinsde je niet over. Je ging gewoon. Ja, het was zwaar, maar je wist van tevoren dat het zwaar zou worden. We deden een paar kranten voor onze borst tegen de kou.” De mannen waren in goede conditie door het vele schaatsen én voetballen bij de voetbalvereniging in Sneek. De drie kwamen allen ongedeerd over de finish. Hoewel het geheugen van Reen hem af en toe in de steek laat, weet hij sommige details van de tocht in ‘63 nog prima voor de geest te halen. Hoeveel schaatsers er van het ijs werden gehaald, hoeveel schaatsers hij uitgeput en gewond zag stoppen. De overvolle EHBO-posten, de opzwepende bevolking langs de kant. “De klappende, juichende en meelevende mensen langs de route gaf natuurlijk een enorme steun”. Welke van zijn familieleden er langs de kant stond, weet Reen zich niet precies voor de geest te halen. Zijn moeder overleed toen hij 3 was. Zijn vader en zusje zullen er ongetwijfeld hebben gestaan.
Herinneringen
In de jaren ’60 werden Reen en zijn vrienden samen met de 66 andere schaatsers die de finish behaalden, geïnterviewd over de tocht. Het boek ligt op tafel in zijn appartement. Omdat het geheugen van Reen hem af en toe in de steek laat, helpt het boek bij het ophalen van herinneringen. Krabbend achter zijn oren komen er af en toe details naar boven. Zoals de wedstrijdrijder die hen op het Slotermeer had gevraagd of ze zijn rugnummer eraf wilde halen: het zag er ook zo stom uit als de bevolking een snelle wedstrijdrijder tussen de langzamere toerrijders zou zien. Of de tientallen kledingstukken die er vlak na IJlst, toen het licht werd, op het ijs waren te zien: mutsen, wanten, zakdoeken. Hoe een wedstrijdschaatser bij Woudsend had gevraagd hoe ver het nog was naar Bartlehiem – en hij meende het ook nog.
Als tiende over de finish
“Op het einde, vlak na Dokkum, kwam een motorrijder voor ons rijden. Hierdoor konden we steeds op tijd de sneeuwbanken zien en ze op tijd ontwijken. Tot aan Bartlehiem heeft hij voor ons gereden.” Uiteindelijk rijdt het drietal achter elkaar over de finish en behoren ze ook nog eens tot de eerste 15 finishers. Het gevoel van aankomst? “Fantastisch.” Jaren later, op zijn 48e, schaatst Reen zijn laatste tocht in 1986. Een mooie ervaring, maar niet zo indrukwekkend als die van 1963.
“Eén groot theaterstuk”
Onlangs keken de bewoners van Nij Stapert met elkaar de film ‘de Hel van ‘63’, af en toe voorzien van commentaar van Reen. Over de film kan Reen duidelijk zijn: “Een groot theaterstuk. In het echt ging het heel anders. En bovendien: zó’n hel was het ook weer niet”, aldus de nuchtere 85-jarige.
De drie Elfstedenkruisjes, de foto van Reen en zijn vrienden en het boek zijn de belangrijkste tastbare herinneringen aan een behoorlijke prestatie – juist nu het geheugen van Reen hem zo nu en dan in de steek laat.