In 1939 startte de Tweede Wereldoorlog, een conflict dat alweer 86 jaar geleden begon en de loop van de geschiedenis voorgoed heeft veranderd. Achter deze ingrijpende gebeurtenis schuilen talloze persoonlijke verhalen en herinneringen die de ware impact van deze oorlog tot leven brengen. Eén van deze verhalen komt van tweeënnegentig jarige Roos Derks. Voor Roos is de Tweede Wereldoorlog geen historisch feit, maar een levende herinnering met vele gezichten.
Roos woont als voormalig Rotterdammer tegenwoordig met veel plezier in het Gaasterlânhûs in Balk. Ze noemt haarzelf een echte halve Fries. Mede omdat ze 25 jaar lang een tweede huis in Friesland had. Samen met haar blikken we terug op de jaren van de Tweede Wereldoorlog.
Het begon met gemis
Voor Roos begint de tweede wereldoorlog in Rotterdam stad. Roos haar Communistische vader werd vermoord in een concentratiekamp voor politieke gevangenen. Zij moest hem op jonge leeftijd al missen. Haar moeder werd opgepakt vanwege verzetswerk en kreeg hiervoor de doodsstraf. Ze werd naar het vrouwenkamp Ravensbrück gebracht. Hier heeft Roos’ moeder drie jaar lang gezeten. Toen de Duitsers aan het einde van de oorlog verloren, werd haar moeder op een trein gezet richting het vernietigingskamp Mauthausen in Oostenrijk. Dit gebeurde omdat de Duitse autoriteiten niet wilden dat de Russen getuige zouden zijn van de verschrikkelijke omstandigheden waarin de vrouwen in Ravensbrück verkeerden.
Vanaf 26 oktober 1942, drie jaar lang, stonden Roos en haar twee jongere zusjes er plotseling alleen voor, zonder te weten of ze hun moeder ooit nog terug zouden zien. Ze werden officieel ondergebracht bij de bovenburen. Toen de hongerwinter begon, sliepen de drie zusjes samen in het bed van hun ouders omdat dit veilig voelde. De scholen waren ondertussen gesloten. In deze tijd kwamen Roos en haar zusjes alleen het bed uit om naar de gaarkeuken te gaan. Het was een pittig bestaan voor de drie jonge meiden in Rotterdam.
Langs het spoor naar het nieuwe thuis
Door omstandigheden konden de meisjes niet meer bij de buren terecht. Roos zag als jonge dame de mensen op straat sterven. “Zo ging dat in de stad” voegt ze nuchter toe. Mensen stierven in die tijd om diverse redenen, van oorlogsgeweld tot ziekte of simpel zat door een te kort aan eten. Het was het nieuwe normaal wat eigenlijk nooit normaal kon zijn.
Op een gegeven moment was het jongste zusje er slecht aan toe. Zo slecht dat Roos bang was dat ze dood zou gaan: “er zat geen leven meer in”. Roos besefte dat ze het niet meer alleen aan kon en maakte de beslissing om naar tante Bets te gaan. Tante Bets was de zus van hun moeder. Roos omschrijft haar tante als “een engel van een vrouw”. Het verantwoordelijkheidsgevoel van Roos over haar zusjes ging vanzelf. “Zo is het gewoon gegaan”, voegt ze toe. De twee oudste zussen haalden de kinderwagen van zolder, plaatsten hun jongere zusje erin en gingen op pad. Te voet langs het spoor van een stoomtrammetje, dat niet meer reed, vertrokken de zusjes naar tante Bets. Die op het platteland in Barendrecht woonde.
In het gezin van tante Bets
Eenmaal aangekomen bij tante Bets, realiseerde Roos zich: “dit kan helemaal niet”. Tante Bets had immers zelf al vier kinderen om voor te zorgen en vier monden om te voeden. Toch nam ze de drie zusjes op in haar huishouden. Na een paar dagen stelde tante Bets voor om de jongste twee zusjes bij haar te laten. De jongste was te zwak om te reizen, en de middelste wilde ze houden om ervoor te zorgen dat de jongste zich niet verlaten zou voelen. Roos kon terecht bij haar opa, daar zou ze een goed thuis vinden.
Opa’s groentetuin
Het verschil tussen dorp en stad was groot. Roos: “Je hebt op het platteland altijd wel iemand die een koe, geit of kippen heeft”. Haar opa, waar Roos haar nieuwe “thuis” had gevonden, die had een groentetuin en een varken. De groentetuin zorgde voor stabiliteit en voeding: “Ik kreeg elke dag hetzelfde eten. Bonen met peertjes. Maar het was lekker en goed eten!” verteld Roos met een lach. Ze herinnert zich nog als de dag van gisteren dat haar opa trots het kelderdeurtje opende en liet zien dat ze genoeg eten hadden voor de hele winter: ”kijk eens kind, we hebben genoeg eten voor de hele winter”.
De peperbus
Op een dag, toen Roos een boodschap moest doen voor de vrouw van haar opa, kwam ze iets onverwachts tegen. Een nieuw bericht op de peperbus. “Dat is een ijzeren bus met een dakje erboven op, waar informatie en reclame op werd gehangen” legt Roos uit. De peperbus heeft een lange tijd geen functie meer gehad, geen nieuws had het oppervlakte gesierd. Maar deze keer was anders. Roos zag nieuwe informatie hangen, woorden die niet eens letterlijk zeiden dat de ze bevrijdt waren. De poster luidde: “Wilt heden nu treden voor God, de Here, Hem boven al prijzen van harte zeer, die daar nu onze vijand slaat terneer”. Roos verteld lachend: “Ik wist dat de oorlog voorbij was door een peperbus”.
Roos dacht na het lezen van de poster op de peperbus: “Het is vrede”. Haastig keerde ze terug naar haar opa, vol opwinding om het nieuws te delen. "Opa! Opa! De oorlog is afgelopen!" riep ze uit. Haar opa keek haar aan en antwoordde: "Ja, dat weten we, kind." Verbaasd keek Roos naar haar opa. "Waarom wist ik dat dan niet?" vroeg ze. Opa was bang dat Roos zou denken dat haar moeder terug zou komen, iets wat waarschijnlijk niet zou gebeuren. Het lag niet voor de hand dat ze terug zou keren, maar toch gebeurde het.
Een onverwachte terugkeer
Roos' moeder was bevrijd uit het vernietigingskamp Mauthausen in Oostenrijk. In totaal heeft ze drie jaar lang vastgezeten vanwege haar verzetswerk. Ze werd bevrijdt door het Zwitserse Rode Kruis tegen inruiling van Duitse krijgsgevangenen. Na haar bevrijding maakte ze een onvoorstelbare reis terug naar haar vader. Omdat Roos als enige van haar zusjes bij haar opa verbleef, zag zij haar moeder als eerst. Wakker gemaakt door haar opa met het nieuws ging Roos naar beneden. Toen ze haar moeder aan de keukentafel zag zitten herkende ze haar niet. Roos dacht: “Is dat mijn moeder?”. Drie jaar lang hadden ze elkaar niet gezien. Roos verteld dat ze een ideaal beeld had opgebouwd en daarom het gezicht van haar moeder niet meer herkende. De eerste woorden die Roos haar moeder tegen haar zei waren: “Zo, ben jij er ook nog?”. En dat was alles.
De hereniging met haar zusjes gaf Roos een blij en warm gevoel. Na bijna een half jaar gescheiden te zijn geweest, zag ze haar zusjes weer. Ze herinnerd zich vaag dat de meiden rennend vanuit school naar hun moeder toe kwamen.
“Niemand was blij”
De realiteit is dat het leven na de oorlog niet van de een op andere dag beter werd. Huizen waren leeggeroofd, mensen waren arm en hadden honger. “Niemand was blij” verteld Roos. Nederland moest opnieuw gebouwd worden. Roos wil iedereen op het hart drukken dat we blij moeten zijn met wat we hebben. Want in vergelijking met toen hebben we het goed.
Roos haar leven
Roos, de jonge Rotterdamse die in de donkerste dagen van de oorlog haar zusjes en zichzelf onder haar hoede nam, staat tot de dag van vandaag sterk in haar schoenen. Gedurende de jaren heeft ze een carrière in de verpleging gehad en lesgegeven in de gezondheidsleer. Ook is ze een nieuwe uitdaging aangegaan en heeft Roos rechten gestudeerd. Al deze ervaringen en gebeurtenissen hebben Roos gevormd tot de krachtige vrouw wie ze vandaag de dag is.