De jaren vijftig: voor Nederland een herstelperiode na de oorlog. In deze tijd was dienstplicht nog heel gewoon. Zo ook voor de heer Ten Brug, in die tijd een jonge knaap van 18 jaar. Tijdens zijn diensttijd kreeg hij als 18-jarige jongen een aanbod van hogerop in de rangen. Het aanbod luidde als volgt: “Als jij de Elfstedentocht rijdt en bewijzen kan met de controlekaart dat je deze ook hebt uitgereden, dan krijg je een extra dag verlof van ons”. De heer Ten Brug hoefde daar als jonge knaap geen twee keer over na te denken: een leuke uitdaging, een prachtige tocht en een dag extra verlof. Beter kon bijna niet! Zo gezegd, zo gedaan. Als jonge jongen trok hij de schaatsen aan en begon aan de tocht der tochten.
Vol goede moed stapte hij in de vroege ochtend op het ijs. Om half 6 ’s avonds voor het donker reed hij over de finish. De extra verlofdag werd geïnd en een traditie werd geboren. Dit was namelijk zeker niet de laatste keer dat de heer Ten Brug op het ijs stond tijdens de Elfstedentocht. Na zijn diensttijd ging hij in 1956 opnieuw de uitdaging aan. Voor hem was het de eerste keer dat ze langs de Prinsentuin in Leeuwarden reden. Wat een gezelligheid, wat een drukte, maar vooral wat een mensen. Onbekenden en bekenden stonden aan de kant te genieten van het tafereel. Voor de heer Ten Brug stonden daar vier trotse broers.
Het volgende avontuur op het ijs liet even op zich wachten. Het duurde zeven jaar voordat de Elfstedentocht opnieuw kon worden georganiseerd. Het was in het jaar 1963 dat de heer Ten Brug het Elfstedenijs weer betrad. De inmiddels 29-jarige jonge man schrok niet van de kou die aangekondigd was. Die tocht der tochten kende hij inmiddels wel en durfde dit ook in 1963 wel aan. Echter was deze tocht dit jaar wel een ander verhaal. De heer herinnert zich de kou van 1963 nog goed: het voelde als -20 toen zij ijverig klaar stonden bij de start, van Sneek naar IJlst, naar Sloten, van Stavoren naar Hindeloopen. Na Hindeloopen bij Workum hield de strijd op. De organisatie haalden vanaf daar de schaatsers van het ijs. De voorspellingen waren dat de schaatsers het eind van de tocht niet veilig zouden behalen. Op dat moment baalde de heer Ten Brug, maar het was beter zo. De tocht was zwaar, het kon zo niet.
Terugkijkend op alle keren dat hij de tocht der tochten heeft gereden komt de heer Ten Brug keer op keer tot dezelfde conclusie. De tocht van ’63 heeft de bijnaam “De hel van ‘63” wel verdiend, maar de keer dat hij de Elfstedentocht fietste, was zwaarder dan alle andere tochten. De route langs ’t Klif in Gaasterland met volle tegenwind en 25 graden staat in meneer zijn geheugen gegrift. Het fietsen van maar liefst 240 km bleef dan ook bij één keer en vooral nooit weer! Het schaatsen kriebelde echter nog wel.
Samen met vijf oomzeggers stond hij als 51-jarige man in 1985 opnieuw op het ijs. Het was nog wel even afwachten of de tocht wel door ging: het vriezen en dooien wisselde elkaar af. Uiteindelijk werd de knoop doorgehakt en kon de tocht van start gaan. Tijdens de tocht haakten twee oomzeggers af. Samen de overgebleven familieleden behaalde de heer Ten Brug de finish om 8 uur ’s avonds bij de Grote Wielen.
Het heeft altijd nog gekriebeld om weer op de schaats te staan om nog een keer die tocht der tochten te mogen schaatsen. In 1986 was dit dan ook het plan. Door lichamelijke gebreken kon dit helaas niet meer. Zijn lichaam, maar vooral zijn knie liet hem in de steek. Tevreden kijkt de heer Ten Brug naar zijn tafel. De deelnamebrieven, stempelkaarten en speldjes liggen verspreid. De fysieke aandenken aan de prachtige herinneringen van de tocht der tochten brengen hem weer even terug op het ijs.
De jaren vijftig: voor Nederland een herstelperiode na de oorlog. In deze tijd was dienstplicht nog heel gewoon. Zo ook voor de heer Ten Brug, in die tijd een jonge knaap van 18 jaar. Tijdens zijn diensttijd kreeg hij als 18-jarige jongen een aanbod van hogerop in de rangen. Het aanbod luidde als volgt: “Als jij de Elfstedentocht rijdt en bewijzen kan met de controlekaart dat je deze ook hebt uitgereden, dan krijg je een extra dag verlof van ons”. De heer Ten Brug hoefde daar als jonge knaap geen twee keer over na te denken: een leuke uitdaging, een prachtige tocht en een dag extra verlof. Beter kon bijna niet! Zo gezegd, zo gedaan. Als jonge jongen trok hij de schaatsen aan en begon aan de tocht der tochten.
Vol goede moed stapte hij in de vroege ochtend op het ijs. Om half 6 ’s avonds voor het donker reed hij over de finish. De extra verlofdag werd geïnd en een traditie werd geboren. Dit was namelijk zeker niet de laatste keer dat de heer Ten Brug op het ijs stond tijdens de Elfstedentocht. Na zijn diensttijd ging hij in 1956 opnieuw de uitdaging aan. Voor hem was het de eerste keer dat ze langs de Prinsentuin in Leeuwarden reden. Wat een gezelligheid, wat een drukte, maar vooral wat een mensen. Onbekenden en bekenden stonden aan de kant te genieten van het tafereel. Voor de heer Ten Brug stonden daar vier trotse broers.
Het volgende avontuur op het ijs liet even op zich wachten. Het duurde zeven jaar voordat de Elfstedentocht opnieuw kon worden georganiseerd. Het was in het jaar 1963 dat de heer Ten Brug het Elfstedenijs weer betrad. De inmiddels 29-jarige jonge man schrok niet van de kou die aangekondigd was. Die tocht der tochten kende hij inmiddels wel en durfde dit ook in 1963 wel aan. Echter was deze tocht dit jaar wel een ander verhaal. De heer herinnert zich de kou van 1963 nog goed: het voelde als -20 toen zij ijverig klaar stonden bij de start, van Sneek naar IJlst, naar Sloten, van Stavoren naar Hindeloopen. Na Hindeloopen bij Workum hield de strijd op. De organisatie haalden vanaf daar de schaatsers van het ijs. De voorspellingen waren dat de schaatsers het eind van de tocht niet veilig zouden behalen. Op dat moment baalde de heer Ten Brug, maar het was beter zo. De tocht was zwaar, het kon zo niet.
Terugkijkend op alle keren dat hij de tocht der tochten heeft gereden komt de heer Ten Brug keer op keer tot dezelfde conclusie. De tocht van ’63 heeft de bijnaam “De hel van ‘63” wel verdiend, maar de keer dat hij de Elfstedentocht fietste, was zwaarder dan alle andere tochten. De route langs ’t Klif in Gaasterland met volle tegenwind en 25 graden staat in meneer zijn geheugen gegrift. Het fietsen van maar liefst 240 km bleef dan ook bij één keer en vooral nooit weer! Het schaatsen kriebelde echter nog wel.
Samen met vijf oomzeggers stond hij als 51-jarige man in 1985 opnieuw op het ijs. Het was nog wel even afwachten of de tocht wel door ging: het vriezen en dooien wisselde elkaar af. Uiteindelijk werd de knoop doorgehakt en kon de tocht van start gaan. Tijdens de tocht haakten twee oomzeggers af. Samen de overgebleven familieleden behaalde de heer Ten Brug de finish om 8 uur ’s avonds bij de Grote Wielen.
Het heeft altijd nog gekriebeld om weer op de schaats te staan om nog een keer die tocht der tochten te mogen schaatsen. In 1986 was dit dan ook het plan. Door lichamelijke gebreken kon dit helaas niet meer. Zijn lichaam, maar vooral zijn knie liet hem in de steek. Tevreden kijkt de heer Ten Brug naar zijn tafel. De deelnamebrieven, stempelkaarten en speldjes liggen verspreid. De fysieke aandenken aan de prachtige herinneringen van de tocht der tochten brengen hem weer even terug op het ijs.