“Omdat Anna zo naar het einde verlangt, heb ik er ook vrede mee.” | Palliatieve zorg

Gepubliceerd op: 10 oktober 2023

Hoe is het om als zorgverlener zelf een naasten te verliezen? En hoe is het om weer aan het werk te gaan terwijl je misschien nog in een rouwproces zit. Marcelle Mulder, beleidsadviseur geestelijke zorg, maakte het recent mee na het verlies van een dierbare en neemt ons mee in haar verhaal en de steun die ze voelde bij haar collega’s.


Kerstavond 2022. We eten met ons gezin en een paar vriendinnen. Mijn oudste vriendin Anna (79) is het middelpunt van het feest, ze is zo vrolijk en gelukkig. We genieten van het eten, de sfeer, maar vooral van haar klaterende lach, haar verhalen, haar blijdschap. Ze heeft alleen wel een pijnlijke arm de laatste tijd. Waarschijnlijk te veel pianogespeeld of geappt. Ze gaat ermee naar de dokter.

Een maand later belt zij. Fysio heeft niet geholpen, er zijn foto’s. Vlekken op haar longen. Longkanker… Verslagen luister ik. Naar haar verhaal én naar haar besluit. Ze wil geen verder onderzoek en geen levensverlengende behandelingen. ‘Ik hoef niet in leven gehouden te worden’, zegt ze. ‘Mijn leven is rond, het is mooi geweest.’ Het contact met haar zoon is na jaren onenigheid hersteld. Een goede vriend wil voor haar zorgen de laatste maanden. Een groep vriendinnen staat om haar heen, evenals haar broer en schoonzus. Ze vindt het goed zo en gaat het laatste stuk van haar leven monter in. Ze ruimt haar flat op, geeft van alles aan haar dierbaren en gooit veel weg. Ze brengt haar poes naar haar nichtje, opgelucht dat het beestje een goed huis heeft. Ze bespreekt haar euthanasiewens met haar huisarts. Die zegt zijn medewerking toe, als het zover is.

Anna blijft blijmoedig, maar de pijn in haar rug en later in haar benen neemt snel toe. Pijnstillers helpen maar matig. Slapen in bed wordt dommelen in een stoel, wandelingen worden ommetjes, maaltijden, hapjes, uitstapjes, bezoekjes van dierbaren. Elke keer als ik er ben, zie ik haar zwakker worden en meer pijn hebben. Haar goede vriend trekt bij haar in en zorgt voor haar. Zoonlief gaat mee naar het ziekenhuis voor palliatieve bestraling tegen de pijn. De vriendinnen komen met lekkere hapjes, herinneringen, warme aandacht, verdriet.

In mei, na een paar verontrustende telefoontjes waarin ze jammert van de pijn, tref ik haar wanhopig aan, in bed. Naar de wc lopen lukt niet meer, ook niet met hulp. Haar lichaam doet vreselijk veel pijn en de medicatie werkt absoluut niet voldoende. Met incontinentiemateriaal is ze ook niet te helpen, want ze krijgt het niet aan, zoveel pijn heeft ze. Ze wil niet meer, dit houdt ze niet vol. Haar vriend ook niet, zie ik. Ik bel de huisarts. Een paar uur later wordt ze door de brandweer uit haar flat gehaald en naar het ziekenhuis gebracht. Daar krijgt ze goede pijnbestrijding, maar ze raakt erg verward. De steriele ziekenhuisomgeving kan ze niet plaatsen en ze verdenkt iedereen van kwade bedoelingen. Ze moet er ruim een week blijven tot er een plek in een hospice vrij komt. ‘Want’, zegt een dokter, ‘een verpleeghuis zal ik u niet aandoen.’ Verbaasd hoor ik dit, als ik wat later op bezoek kom. Leeft er zo'n beeld van een verpleeghuis? Oef.

Met de ambulance gaat Anna uiteindelijk naar een hospice. Daar wordt het euthanasieproces eindelijk in gang gezet. De scanarts zal komen en er wordt een datum geprikt voor de euthanasie. Voor Anna duurt het allemaal veel te lang, maar het lukt ons niet om het proces te versnellen. Anna is wel weer wat meer in balans. De pijn is nu goed onder controle, ze geniet van kleine gesprekjes met vrienden en vriendinnen, van zomerfruit en bloemen. Ze zakt steeds meer weg, slaapt de halve dag. Soms is ze weer erg verward. Dan denkt ze zelfs dat haar liefste vrienden haar dood willen hebben. Heel pijnlijk, voor Anna, voor die vrienden, voor iedereen.

Dan eindelijk: de dag dat Anna euthanasie zal krijgen. Eind van de middag, ze kan niet wachten. Feitelijk is ze al behoorlijk ver weg. Ze zakt steeds in slaap, maar als ze wakker wordt wil ze helemáál weg, ze wil dat dit stopt. Ik masseer zachtjes haar voeten en zo tikken we de uren weg. Omdat Anna zo naar het einde verlangt, heb ik er ook vrede mee.

Rond vijf uur is de huisarts er. Na een kort afscheid van broer, schoonzus en vriend, blijven haar zoon en ik bij haar, terwijl de dokter Anna via een infuus sedatie geeft. Een diepe zucht en daarna is het al vrijwel stil. Dan krijgt ze het euthanaticum en ademt niet meer. Even later luistert de arts of ze nog hartslag heeft. Nee, Anna is vertrokken, (ergens) heengegaan, overleden. Ik ben knock-out merk ik de uren, dagen daarna. Maar Anna wilde graag dat ik op haar uitvaart zou spreken, dus ik pak mezelf bij elkaar en schrijf mijn verhaal over onze 38-jaarlange vriendschap.

Op de uitvaart zijn we er allemaal: haar zoon, haar goede vriend, broer, schoonzus, haar vriendinnen en nog veel meer mensen uit haar leven. We zien foto’s van haar leven: af en toe klinkt gegrinnik en gaan veelbetekenende blikken over en weer. Ik doe mijn verhaal, net als haar broer en haar zoon. We praten na. Ik ben leeg en moe. Thuis wil ik alleen maar slapen, rusten, vertellen, huilen, lummelen, met rust gelaten worden en aandacht… Allerlei tegenstrijdige verlangens buitelen over elkaar. En ik ben dankbaar dat ze verlost is uit haar lijden, boos dat het zo lang heeft moeten duren, gespannen omdat ik weer ga werken, terwijl ik er eigenlijk totaal geen ruimte en energie voor heb.

Maar ja, de plicht roept, je gaat sowieso aan het werk. Je bent iemand verloren, je hebt je met hart en ziel ingezet voor hem of haar en ja, ondertussen ‘moet’ je ook werken. Gelukkig waren daar mijn collega’s, met warme aandacht, steun bij klussen die echt niet konden wachten, maar ook met een duidelijke boodschap na Anna’s overlijden: ‘Marcelle, ga nu naar huis. Je moet echt eerst even goed bijkomen!’ Ze gaven me ruimte, waar ik dacht: ‘Ja, maar het is mijn moeder niet, die is overleden. Het is ‘maar’ een vriendin. Mag je daar ruimte voor nemen? Voor krijgen?’ Ik voelde me bezwaard om vanwege het overlijden van een vriendin thuis ter blijven. Toch moest het. Ik moest inderdaad bijkomen. Want nog los van het verdriet om mijn vriendin, merkte ik ook dat ik in die weken van palliatieve zorg door haar familie en vrienden gezien werd als iemand die ‘verstand heeft van overlijden’. Dat zij mij door mijn beroep als zorgverlener zagen als iemand die hen kon steunen in dit hele proces. Dat was natuurlijk ook zo, en ik deed het met liefde, maar het maakte het hele proces van overlijden van Anna daarmee wel extra zwaar. Ik kreeg veel verantwoordelijkheid, was praatpaal, bemiddelaar, doorpakker, alles.

Dat zette me aan het denken over ons als zorgprofessionals in palliatieve privésituaties Als je als zorgprofessional iemand uit je eigen omgeving aan het verliezen bent, kijken je dierbaren al gauw vragend naar jou. Jij maakt dit toch vaker mee, jij weet hier veel van, toch? Ja en nee, wil je dan van binnen schreeuwen. Ja, dat klopt, ik maak het vaker mee dat iemand overlijdt. En nee, ik heb het niet vaker meegemaakt dat deze vriendin met alles wat ze voor mij betekent, overlijdt. Help! Een rare mengeling van emoties. Je kunt als zorgverlener immers veel betekenen voor dierbaren in een palliatieve privésituatie, maar het vraagt wel dubbel zo veel van ja. Zo fijn dat er dan opvang van collega’s is, dat je voelt dat je steun mag vragen en dat je geholpen wordt te beseffen dat je echt moet bijkomen van zo’n dierbaar, intens, pijnlijk afscheid.

- Marcelle Mulder, Beleidsadviseur Geestelijke Zorg


Hoe is het om als zorgverlener zelf een naasten te verliezen? En hoe is het om weer aan het werk te gaan terwijl je misschien nog in een rouwproces zit. Marcelle Mulder, beleidsadviseur geestelijke zorg, maakte het recent mee na het verlies van een dierbare en neemt ons mee in haar verhaal en de steun die ze voelde bij haar collega’s.

Kerstavond 2022. We eten met ons gezin en een paar vriendinnen. Mijn oudste vriendin Anna (79) is het middelpunt van het feest, ze is zo vrolijk en gelukkig. We genieten van het eten, de sfeer, maar vooral van haar klaterende lach, haar verhalen, haar blijdschap. Ze heeft alleen wel een pijnlijke arm de laatste tijd. Waarschijnlijk te veel pianogespeeld of geappt. Ze gaat ermee naar de dokter.

Een maand later belt zij. Fysio heeft niet geholpen, er zijn foto’s. Vlekken op haar longen. Longkanker… Verslagen luister ik. Naar haar verhaal én naar haar besluit. Ze wil geen verder onderzoek en geen levensverlengende behandelingen. ‘Ik hoef niet in leven gehouden te worden’, zegt ze. ‘Mijn leven is rond, het is mooi geweest.’ Het contact met haar zoon is na jaren onenigheid hersteld. Een goede vriend wil voor haar zorgen de laatste maanden. Een groep vriendinnen staat om haar heen, evenals haar broer en schoonzus. Ze vindt het goed zo en gaat het laatste stuk van haar leven monter in. Ze ruimt haar flat op, geeft van alles aan haar dierbaren en gooit veel weg. Ze brengt haar poes naar haar nichtje, opgelucht dat het beestje een goed huis heeft. Ze bespreekt haar euthanasiewens met haar huisarts. Die zegt zijn medewerking toe, als het zover is.

Anna blijft blijmoedig, maar de pijn in haar rug en later in haar benen neemt snel toe. Pijnstillers helpen maar matig. Slapen in bed wordt dommelen in een stoel, wandelingen worden ommetjes, maaltijden, hapjes, uitstapjes, bezoekjes van dierbaren. Elke keer als ik er ben, zie ik haar zwakker worden en meer pijn hebben. Haar goede vriend trekt bij haar in en zorgt voor haar. Zoonlief gaat mee naar het ziekenhuis voor palliatieve bestraling tegen de pijn. De vriendinnen komen met lekkere hapjes, herinneringen, warme aandacht, verdriet.

In mei, na een paar verontrustende telefoontjes waarin ze jammert van de pijn, tref ik haar wanhopig aan, in bed. Naar de wc lopen lukt niet meer, ook niet met hulp. Haar lichaam doet vreselijk veel pijn en de medicatie werkt absoluut niet voldoende. Met incontinentiemateriaal is ze ook niet te helpen, want ze krijgt het niet aan, zoveel pijn heeft ze. Ze wil niet meer, dit houdt ze niet vol. Haar vriend ook niet, zie ik. Ik bel de huisarts. Een paar uur later wordt ze door de brandweer uit haar flat gehaald en naar het ziekenhuis gebracht. Daar krijgt ze goede pijnbestrijding, maar ze raakt erg verward. De steriele ziekenhuisomgeving kan ze niet plaatsen en ze verdenkt iedereen van kwade bedoelingen. Ze moet er ruim een week blijven tot er een plek in een hospice vrij komt. ‘Want’, zegt een dokter, ‘een verpleeghuis zal ik u niet aandoen.’ Verbaasd hoor ik dit, als ik wat later op bezoek kom. Leeft er zo'n beeld van een verpleeghuis? Oef.

Met de ambulance gaat Anna uiteindelijk naar een hospice. Daar wordt het euthanasieproces eindelijk in gang gezet. De scanarts zal komen en er wordt een datum geprikt voor de euthanasie. Voor Anna duurt het allemaal veel te lang, maar het lukt ons niet om het proces te versnellen. Anna is wel weer wat meer in balans. De pijn is nu goed onder controle, ze geniet van kleine gesprekjes met vrienden en vriendinnen, van zomerfruit en bloemen. Ze zakt steeds meer weg, slaapt de halve dag. Soms is ze weer erg verward. Dan denkt ze zelfs dat haar liefste vrienden haar dood willen hebben. Heel pijnlijk, voor Anna, voor die vrienden, voor iedereen.

Dan eindelijk: de dag dat Anna euthanasie zal krijgen. Eind van de middag, ze kan niet wachten. Feitelijk is ze al behoorlijk ver weg. Ze zakt steeds in slaap, maar als ze wakker wordt wil ze helemáál weg, ze wil dat dit stopt. Ik masseer zachtjes haar voeten en zo tikken we de uren weg. Omdat Anna zo naar het einde verlangt, heb ik er ook vrede mee.

Rond vijf uur is de huisarts er. Na een kort afscheid van broer, schoonzus en vriend, blijven haar zoon en ik bij haar, terwijl de dokter Anna via een infuus sedatie geeft. Een diepe zucht en daarna is het al vrijwel stil. Dan krijgt ze het euthanaticum en ademt niet meer. Even later luistert de arts of ze nog hartslag heeft. Nee, Anna is vertrokken, (ergens) heengegaan, overleden. Ik ben knock-out merk ik de uren, dagen daarna. Maar Anna wilde graag dat ik op haar uitvaart zou spreken, dus ik pak mezelf bij elkaar en schrijf mijn verhaal over onze 38-jaarlange vriendschap.

Op de uitvaart zijn we er allemaal: haar zoon, haar goede vriend, broer, schoonzus, haar vriendinnen en nog veel meer mensen uit haar leven. We zien foto’s van haar leven: af en toe klinkt gegrinnik en gaan veelbetekenende blikken over en weer. Ik doe mijn verhaal, net als haar broer en haar zoon. We praten na. Ik ben leeg en moe. Thuis wil ik alleen maar slapen, rusten, vertellen, huilen, lummelen, met rust gelaten worden en aandacht… Allerlei tegenstrijdige verlangens buitelen over elkaar. En ik ben dankbaar dat ze verlost is uit haar lijden, boos dat het zo lang heeft moeten duren, gespannen omdat ik weer ga werken, terwijl ik er eigenlijk totaal geen ruimte en energie voor heb.

Maar ja, de plicht roept, je gaat sowieso aan het werk. Je bent iemand verloren, je hebt je met hart en ziel ingezet voor hem of haar en ja, ondertussen ‘moet’ je ook werken. Gelukkig waren daar mijn collega’s, met warme aandacht, steun bij klussen die echt niet konden wachten, maar ook met een duidelijke boodschap na Anna’s overlijden: ‘Marcelle, ga nu naar huis. Je moet echt eerst even goed bijkomen!’ Ze gaven me ruimte, waar ik dacht: ‘Ja, maar het is mijn moeder niet, die is overleden. Het is ‘maar’ een vriendin. Mag je daar ruimte voor nemen? Voor krijgen?’ Ik voelde me bezwaard om vanwege het overlijden van een vriendin thuis ter blijven. Toch moest het. Ik moest inderdaad bijkomen. Want nog los van het verdriet om mijn vriendin, merkte ik ook dat ik in die weken van palliatieve zorg door haar familie en vrienden gezien werd als iemand die ‘verstand heeft van overlijden’. Dat zij mij door mijn beroep als zorgverlener zagen als iemand die hen kon steunen in dit hele proces. Dat was natuurlijk ook zo, en ik deed het met liefde, maar het maakte het hele proces van overlijden van Anna daarmee wel extra zwaar. Ik kreeg veel verantwoordelijkheid, was praatpaal, bemiddelaar, doorpakker, alles.

Dat zette me aan het denken over ons als zorgprofessionals in palliatieve privésituaties Als je als zorgprofessional iemand uit je eigen omgeving aan het verliezen bent, kijken je dierbaren al gauw vragend naar jou. Jij maakt dit toch vaker mee, jij weet hier veel van, toch? Ja en nee, wil je dan van binnen schreeuwen. Ja, dat klopt, ik maak het vaker mee dat iemand overlijdt. En nee, ik heb het niet vaker meegemaakt dat deze vriendin met alles wat ze voor mij betekent, overlijdt. Help! Een rare mengeling van emoties. Je kunt als zorgverlener immers veel betekenen voor dierbaren in een palliatieve privésituatie, maar het vraagt wel dubbel zo veel van ja. Zo fijn dat er dan opvang van collega’s is, dat je voelt dat je steun mag vragen en dat je geholpen wordt te beseffen dat je echt moet bijkomen van zo’n dierbaar, intens, pijnlijk afscheid.

- Marcelle Mulder, Beleidsadviseur Geestelijke Zorg